Dit is een verwarrende tijd. Ons lijken steeds meer regels te worden opgelegd in wat we mogen zeggen of doen. De ene persoon vindt het oké om moppen over Belgen te vertellen, de ander vindt het misschien erg racistisch. De Zweden hebben een voornaamwoord die niet precies een geslacht bepaalt (hij of zij), maar waarbij het onbepaald is (in het Engels wordt dan soms ‘xe’ gebruikt) om niemand van verschillende geslachten voor het hoofd te stoten. De grap dat de aanrecht de enige recht is van een vrouw, mag al decennialang niet meer worden gemaakt. Die vorige zin komt al zelfs met moeite uit mijn vingers. Dat zulke grappen voor ongelijkwaardigheid tussen man en vrouw zorgt, is mij met de paplepel ingegoten. Net zoals grappen over ‘negers’, ‘roodhuiden’ en al wat niet meer. Het is duidelijk: gij zult niet discrimineren.

Door Dennis Hoogeveen
Gepubliceerd in Woord en Gebaar – april 2020

Geen blanke haalt het tegenwoordig in zijn hoofd om voor en over mensen van kleur (niet alleen maar donkere mensen, maar iedere bevolkingsgroep met een andere huidskleur dan wit) te praten. Ik durf te wedden dat 99% van sprekers over racisme zelf mensen van kleur zijn. Mensen worden raar aangekeken als ze in een indianenpak rondlopen. Katy Perry, een bekende Amerikaanse zangeres, kreeg een storm van kritiek over zich heen toen ze een liedje deed in een geisha-jurk. Geisha is een klasse van artiesten in Japan, die heel veel respect heeft en het is heel moeilijk om een geisha te worden. Ze zijn culturele iconen van Japan.

Tegenwoordig zien we vaker dat het gebruik van gebarentaal steeds in dezelfde groep als geishas, natieve Amerikanen (Indianen, zoals de meesten hen misschien beter kennen) of mensen van kleur worden ingedeeld. Dat is misschien niet zo gek, gebarentaal blijft de kern van de dovencultuur. Opgroeien met een gebarentaal versterkt je identiteit als Dove, als een persoon. Al deze andere culturen hebben samen één ding gemeen: er is een meerderheid die aspecten van jouw cultuur mooi vindt en het voor eigen gebruik overneemt. Blanke mensen die Afrikaanse klederdracht aantrekken als ze naar een feest gaan (terwijl blanken een flinke aandeel hebben gehad in slavernij), Amerikanen die een hoofdtooi van een opperhoofd opdoen (terwijl Amerikanen verantwoordelijk waren voor massamoord van Indianen) en dan natuurlijk horende mensen die gebarentaal hebben geleerd en optredens of lessen verzorgen.

Er is een woord daarvoor: culturele toe-eigening. Wikipedia defineert het als de overname of het gebruik van elementen van een bepaalde cultuur door een andere cultuur. [..] wanneer stijlelementen van een sociaal-etnische minderheid gebruikt worden door leden van de dominante cultuur. Doven vormen uiteraard een sociale minderheid en de horenden zijn onderdeel van de dominante cultuur. Dat is gewoon een feit. Het is helaas ook een feit dat onze gebarentaal gebruikt wordt door horenden. En het is ook een feit dat dit nog steeds wordt toegejuicht door het systeem en door doven zelf, waar toe-eigening van de zwarte cultuur al stevig wordt bekritiseerd en ontmoedigd. Maar die strijd is al 40 jaar geleden begonnen, waar we nu met de toe-eigening van de dovencultuur nog maar nauwelijks bewust van zijn geworden.

Dat weinig mensen hier bewust van zijn, is niet zo gek. Doven leren het niet op school, tolken krijgen er geen les over op de HU, gebarencursussen behandelen het niet en ga zo maar door. Een groot deel van de kennis die we hierover vergaren, komt van buitenaf. Op Facebook lezen we artikelen, engageren we onszelf in discussies met buitenlanders, we krijgen berichten toegestuurd, we gaan op internationale kampen waar we hierover meer leren. Eenmaal thuis, terug in de eigen kring, stuiten we op onbegrip en verzet. Doven die culturele toe-eigening aankaarten worden nog te vaak weggezet als zeikerds. Zelfs dove doctors(!) worden aan de kant gezet, of overruled door doven die toch echt denken dat ze het beter weten dan een hooggeleerde. Oke, wat zou culturele toe-eigening zijn van de dovencultuur? In dit artikel hoop ik in ieder geval iets meer begrip te kweken. Dat doe ik aan de hand van twee bekendste voorbeelden: muziektolken en horende docenten Nederlandse Gebarentaal.

Muziektolken is een raar fenomeen: nog niet zo lang geleden was dit voor veel tolken NGT nog een ontgonnen gebied. Maar met aandacht voor meer toegankelijkheid voor doven en slechthorenden in de algemene zin, is toegang tot muziek ook een aandachtspunt geweest. Een toespraak van de koning moet getolkt worden, dus dan kunnen we niet achterblijven bij de Eurovisie Songfestival, was vast de gedachte van NPO. Waar sommige tolken hebben bevestigd te muziektolken opdat hun dove ouders of dove vrienden ‘het ook eens konden zien waar horenden zo enthousiast over waren’, zijn er ook andere tolken die het fenomeen slim hebben opgepakt en er een hype rondom hebben gecreëerd/aangemoedigd. Een veelgebruikte argument vóór dit aanpak is: tolken zijn ook zzp’ers. Aha, maar gebarentaal – als kern van dovencultuur – is niet iets om geëxploiteerd te worden door horenden. Gebeurt dat wel, dan is dat gewoon duidelijk culturele toe-eigening. Als je de definitie en dit naast elkaar zet, is dat gewoon duidelijk. Nog niet duidelijk genoeg? Nog even enkele argumenten ter ondersteuning. Er zijn genoeg gelegenheden geweest waarbij een horende muziektolk is gevraagd om te komen optreden op plekken waar op dat moment géén doven aanwezig waren. Spreken we dan nog van het toegankelijk maken van iets voor doven? Er zijn natuurlijk ook muziektolken die heel duidelijk zeggen: alleen als er doven zijn die specifiek om míj of om een muziektolken hebben gevraagd, dan kom ik tolken. Maar helaas zijn die tolken in de minderheid.

Een advocaat van de duivel zou ook kunnen zeggen: er zijn niet doven geweest die het een en ander wilden oppakken. Ook dit kan ik ontkrachten. Daarbij komt de organisatie van het Eurovisie Songfestival 2020 in Nederland in beeld. Een groepje van doven met ervaring in organisatie, vertalen en/of muziektolken is onverwachts met elkaar in aanraking gekomen en hebben toen het voornemen gehad om de muziektolken van het Eurovisie te regelen, met daarbij de kwaliteit op nummer één. NPO heeft – gezien de eerdere ervaring met een muziektolk – er voor gekozen om met diezelfde horende muziektolk verder te gaan. Die muziektolk is niet persoonlijk gevraagd door dove gebruikers en zat op een positie om ‘nee’ te zeggen en het over te laten aan doven. Maar dat is niet gebeurd: er is dus geprofiteerd van de situatie ten nadele van doven.

We komen nu ook bij een net zo gevoelig onderwerp: horende docenten NGT. In het buitenland, zeker in Frankrijk en Spanje, wordt er met ongeloof gereageerd over de opleiding tot docent NGT op de HU waar horende studenten welkom zijn. In Frankrijk worden horende docenten LSF (Franse gebarentaal) gewoon openbaar aan de schandpaal genageld totdat ze besluiten om te stoppen met hun werkzaamheden en in Spanje krijg je als horende niet eens de kans om überhaupt met de opleiding te beginnen. In Spanje krijg je een opleiding van een half jaar van de Spaanse Dovenschap, waarna je als docent LSE (Spaanse gebarentaal), adviseur voor het dovenonderwijs, ontwikkelaar van lesmateriaal en nog veel meer aan de slag kan. Want – opnieuw – gebarentaal is iets van dovencultuur en is niet om geëxploiteerd te worden door niet-moedertaalgebaarders. Het Nederlands Gebarencentrum veroorzaakte ook commotie tijdens de Werelddovendag van 2018 door te stellen: Gebarentaal is wel voor iedereen, maar niet van iedereen. Dat is dan ook de kern van culturele toe-eigening door horenden: we hebben ons jarenlang onderdrukt gevoeld doordat gebarentaal niet serieus werd genomen, we geen gebarentaal mochten gebruiken, er geen les in kregen en nu denken horenden er even gebruik van te willen maken? Ze waren notabene zelf verantwoordelijk voor deze onderdrukking.

Niet álles is duidelijk culturele toe-eigening, dat geef ik toe. Babygebaren is ook een onderwerp van discussie, want is het wel een echte taal? Of draagt het juist mooi bij aan bewustwording van dovencultuur en de mogelijkheden van gebarentaal? We moeten ook niet het initiatief van Onno Crasborn vergeten om NGT in elke klas te krijgen, een mooi initiatief, maar al het materiaal werd wel gemaakt door een horende en niet door dove vormgevers. Een gemiste kans, vind ik zelf. Is dat echt bewust culturele toe-eigening, of gewoon een domme fout? Besef van culturele toe-eigening is niet iets dat er voor moet zorgen dat horenden en doven worden gespleten. Het is iets dat er voor moet zorgen dat beide groepen begrijpen wat er aan de hand is en hoe de minderheid ondersteund kan worden door de meerderheid zodat ze zich niet geëxploiteerd voelen. Daarbij is Irma Sluis, de tolk NGT die bekend werd door haar tolkwerk bij de persconferenties naast Rutte een goed voorbeeld. Irma is een voorbeeld van een ally. Ally? Ja, dat lijkt me een hele artikel waard om er over te hebben. Dat zal voor een andere keer zijn.